De volgende ochtend is het nog steeds druk op het centrale plein van Mandeville...dus zoals het beschreven wordt ‘een rustig en vriendelijke stad gebleven’...daar kunnen wij ons niet echt of zelfs helemaal niet in vinden...
Vandaag rijden we richting zuidkust, naar het adembenemende Treasure Beach, binnendoor langs de monding van Gut River waarbij we over 15 km (slechte) weg werkelijk niemand zien. Slechts groepjes vlinders die zich tegoed doen aan een plas water.
Bij Alligator Hole is behalve wat hanen niemand te zien. Toch een beetje luguber met al die borden met alligator alert! Piepklein museum is open maar daar lijkt ook iedereen opgegeten... Uit het niets komt er een meneer in gescheurd overhemd die ons met handen en voeten duidelijk maakt dat hij ons wel wil rond roeien op zoek naar de Manatees. Goed plan, en hij doet het duidelijk niet voor het eerst. Dit is het enige gebied waar ze nog in het wild voorkomen en het zijn nog maar 3 vrouwtjes, rijp om uit te sterven dus als er niet wordt ingegrepen en een mannetje ingezwommen wordt... Hij vindt ze feilloos en vaart prettig ver van de spitssnuitkrokodillen vandaan...
Het water is kraakhelder en het is bijna aandoenlijk om die grote wit grijze lijven over de bodem te zien schuifelen. Af en toe een neus boven water waarmee ze zich natuurlijk meteen verraden. Mooie tocht! We betalen hem graag de door hem gevraagde J$ 1000.
We vervolgen onze weg in 36º naar Alligator Pond, een vissersplaatsje met een lang en rustig strand waar verse vis eten bij Little Ochi een must is! En terecht! We laten ons adviseren door een familie naast ons en het is voortreffelijk...wel fijn dat we na het eten pas in de keuken zijn gaan kijken...
Heerlijk eten met voor onze neus de vissers die de vis lossen op het strand waar de lokale bewoners naar toe snellen om in te kopen. Het blijft oppassen want de jagers hangen in de lucht te wachten op hun lunch!
Het wordt enorm donker en begint te waaien dus we hoppen de auto weer in om via Bull Savannah, Junction, en Top Hill naar Lover’s Leap te rijden. Hier lijken de Santa Cruz Mountains zich van zo’n 600 meter hoog de zee in te storten. De legende verhaalt van twee zwarte geliefden die als slaaf werkten op verschillende plantages. Ze ontmoetten elkaar in het geheim tot ze op een dag gesnapt worden. Liever dan te worden gescheiden sprongen ze samen in de diepte. Vanaf het terras van Toby Bar heb je een prachtig uitzicht.
We zakken af naar het mooiste plekje aan de zuidkust...het valt ons erg tegen. Het strand is relatief klein, een lekkere strandwandeling zit er niet in, maar voornamelijk vies. We overnachten Treasure Beach Hotel (aan het strand)